COLUMN Raymond de Mooij
GMW advocaten
De namen van de betrokkenen zijn gefingeerd
In drie recente uitspraken tekent zich een nieuwe lijn af in de rechtspraak van de Raad van State. De rechters toetsen voortaan uitvoeriger of de overheid bij een besluit de belangen van de burger wel genoeg heeft meegewogen. Met andere woorden, er wordt minder strak vastgehouden aan wet en regelgeving. Dat gebeurt in de civielrechtelijke praktijk waarin ik opereer al jaren. Diverse wettelijke bepalingen kunnen door de rechter eenvoudig terzijde worden geschoven met bijvoorbeeld een verwijzing naar de ‘redelijkheid en billijkheid’.
Er zijn met name in Rotterdam kantonrechters die er openlijk mee koketteren dat zij in huurzaken bij voorkeur de kant van de huurder kiezen. Als verhuurder sta je in procedures dan natuurlijk met drie-nul achter. Kort geleden trad ik op voor een vastgoedondernemer die een in drugs handelende, agressieve huurder wilde laten ontruimen. De huurder kreeg tijdens de zitting uitgebreid de gelegenheid om te vertellen dat niet hij, maar juist zijn huisbaas zich had misdragen door hem in een procedure te betrekken. Hij voelde zich geschoffeerd en gediscrimineerd. Met zijn betoog raakte hij een gevoelige snaar bij de Rotterdamse kantonrechter. “Ik begrijp precies wat u bedoelt meneer”, snotterde zij met de man mee. “U moest eens weten hoe vaak ik hier dit soort vreselijke verhalen hoor.”
Medio januari werd de huurder van een winkelruimte in de Haagse stationsbuurt tot ontruiming veroordeeld wegens wangedrag. De nacht voor de gedwongen ontruiming sloegen mannen van niet- westerse komaf de winkelruimte kort en klein en smeerde stront op de muren. Mijn cliënte die de ruimte verhuurd had, moest de winkel volledig renoveren. Tijdens die operatie ontdekte een oplettende aannemer dat de gasleidingen op een ingenieuze wijze waren ingezaagd. Had iemand een sigaret opgestoken, dan zouden de werklui en de studenten die boven de winkel wonen er niet meer zijn geweest.
In diezelfde week trad ik bij het hof Den Haag op tegen een huurder van een supermarkt. In verband met een schuld van vijftigduizend euro vorderde ik namens de verhuurder ontruiming. Was de zitting niet naar de zin van de huurder verlopen? Het is onbekend, maar een paar dagen later werd er ’s nachts een brandbom de lege supermarkt ingegooid. De voorpui van het pand werd eruit geblazen. Mensen die in de omgeving woonden moesten op last van de politie hun huizen verlaten. Zou de Rotterdamse kantonrechter dergelijke vreselijke verhalen ook horen?